Onze God is onvergelijkbaar

Wanneer God vergeleken wordt met andere goden of godsdiensten, blijkt dat onze God onvergelijkbaar is. Hij is heilig en laat niet met Zich spotten.

1 De ark van God, die bij Eben-Haëzer door de Filistijnen was buitgemaakt, werd overgebracht naar Asdod. 2 Ze namen de ark op, brachten hem naar de tempel van Dagon en zetten hem daar naast het godenbeeld neer. 3 De volgende morgen zagen de inwoners van Asdod dat Dagon voorover was gevallen en voor de ark van de HEER op de grond lag. Ze pakten het beeld op en zetten het weer op zijn plaats, 4 maar toen ze de volgende morgen vroeg terugkwamen, lag Dagon weer voorover op de grond voor de ark. Alleen zijn romp was nog heel; zijn hoofd en zijn beide handen lagen afgehakt op de drempel.

1 Samuel 5:1-4 (NBV)

De Israëlieten waren ver van God afgedwaald. Na grote verliezen in een oorlog tegen de Filistijnen besloten ze de ark van God uit de tempel te halen. Deze ark was het teken van Gods aanwezigheid. Als God bij ons is zullen we wel winnen, dachten ze. De nederlaag die volgde was nog groter en de ark werd door de vijand meegenomen.

Daar kreeg de vijand spijt van.

God naast goden

De ark van God, die de aanwezigheid van God Zelf aangaf, werd in een heidense tempel gezet, naast een heidens afgodsbeeld, Dagon genaamd. De volgende morgen was dit beeld voorover op zijn gezicht gevallen. Nadat het beeld weer rechtop was gezet viel het die nacht opnieuw om. Alleen nu braken het hoofd en beide handen af.

Het ziet er naar uit dat God niet met Zich laat spotten. Lees daarover Jesaja 40:25-26 en Jesaja 45:5-6.

God naast mensen

De mensen in Asdod vervoeren de ark zo snel mogelijk naar Gat (1 Samuel 5:7-9). Het gevolg was dat iedereen last kreeg van aambeien. Daarvandaan werd de ark naar Ekron gebracht, waar men de ark schreeuwend van angst zag aankomen. 

Zo ging de ark van stad naar stad (vijf in totaal, staat in 1 Samuel 6:4). Wie niet stierf, werd geplaagd door aambeien (vers 9).

Onze God laat niet met Zich spotten. Wie Hem eert, ontvangt zegen. Wie Hem naast de afgoden plaatst (of erger nog, eronder) zal uiteindelijk zijn straf niet ontlopen. Daarom schrijft Paulus (geciteerd uit de Herziene Statenvertaling):

Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.

2 Korintiërs 5:20 (HSV)

Bent u met God verzoend? Het is mogelijk door Jezus Christus, Zijn Zoon. God wil graag dat wij naast Hem staan, dat we dicht bij Hem zijn. Wanneer we verzoend zijn met Hem, is het mogelijk altijd dicht bij Hem te zijn, zonder vrees.

Bijbelboek: 1 Samuel Trefwoorden: Heiligheid, Verzoening